Hangende lichtjes voor binnen of buiten

Boor eerst in alle vier de hoeken van de plank een gat, zorg wel dat je zo’n 2 cm uit de hoeken blijft. De gaten moeten net zo groot worden als het touw, dus zorg ervoor dat je een houtboor met de juiste dikte kiest.

Om ervoor te zorgen dat de lichtjes op gelijke afstand van elkaar komen te hangen en om te voorkomen dat de plank gaat kantelen, verdeel je de plank in vier gelijke delen. Als de plank bijvoorbeeld 48 cm lang is, dan wordt ieder deel 12 cm lang. Als je de vier delen hebt afgetekend, bereken je waar de gaten voor de theelichthouders moeten komen. Denk hiervoor terug aan de geometrie lessen op school: trek in ieder deel twee diagonale lijnen van hoek naar hoek. Het punt waar de lijnen elkaar kruisen is het midden: daar komt de theelichthouder.

Zet de plank stevig vast aan je werkblad met behulp van de schroefklemmen; je hebt namelijk twee handen nodig om de klopboor vast te houden. Houd de boor recht boven je eerste markeerpunt, oefen lichte druk uit en begin te boren. De gatzaag moet ongeveer 1 cm kleiner zijn dan de bovenrand van de theelichthouder. Controleer vooraf of de klopboor wel geschikt is voor dit formaat gatzaag.

Schuur de zaagranden mooi glad door de multischuurmachine gelijkmatig – in één richting, zonder druk – over het oppervlak te bewegen.

Bijna klaar! Knip het touw waar de plank aan komt te hangen op maat. De lengte bepaal je zelf, afhankelijk van hoe laag de lichtjes komen te hangen. Misschien wel aan een boomtak of boven de bank?

Nadat je vier gelijke stukken touw hebt afgeknipt (een voor elke hoek), leg je in ieder touw een knoop in een van de uiteinden. Vervolgens steek je in ieder gat een touw.

Bind de vier bovenste uiteinden van de touwtjes bij elkaar en steek de theelichthouders in de gaten. Nu hoef je je decoratie alleen nog maar op te hangen, de kaarsjes aan te steken en te genieten van het resultaat!