Onderhoud en reiniging

Houd het meetgereedschap altijd schoon en droog om goed en veilig te werken.

Dompel het meetgereedschap niet in water of andere vloeistoffen.

Verwijder vuil met een droge, zachte doek. Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen.

Tijdens het reinigen mag geen vloeistof in het meetgereedschap binnendringen.

Reinig vooral de luchtvochtigheids- en temperatuursensor (4), de ontvangstlens (3) en de laserstraalopening (2) zeer voorzichtig:
let erop dat geen pluizen op de ontvangstlens of de laserstraalopening liggen. Probeer niet met spitse voorwerpen vuil uit de sensor of van de ontvangstlens te verwijderen. Indien nodig kunt u vuil voorzichtig wegblazen met olievrije perslucht.

Bewaar het meettoestel niet in een plastic zak waarvan uitdampingen de luchtvochtigheids- en temperatuursensor (4) zouden kunnen beschadigen. Plak geen stickers in de buurt van de sensor op het meetgereedschap.

Bewaar het meetgereedschap niet gedurende langere tijd buiten een luchtvochtigheidsbereik van 30 tot 50 %. Als het meetgereedschap te vochtig of te droog wordt bewaard, dan kunnen er bij de ingebruikname verkeerde metingen ontstaan.

Bewaar en transporteer het meetgereedschap alleen in het meegeleverde opbergetui.

Stuur voor reparaties het meetgereedschap in het opbergetui op.