Meetvoorbereiding

Om tussen maateenheden Celsius en Fahrenheit te wisselen, drukt u circa 3 seconden op de toets Emissiegraad (13).

De actuele instelling verschijnt in de aanduiding maateenheid temperatuurmetingen (f).

Voor het bepalen van de oppervlaktetemperatuur wordt contactloos de natuurlijke infrarood-warmtestraling gemeten die het object waar het meetgereedschap op wordt gericht, uitzendt. Voor correcte metingen moet de bij het meetgereedschap ingestelde emissiegraad vóór elke meting gecontroleerd en eventueel aan het meetobject aangepast worden.

Voor het wijzigen van de emissiegraad drukt u zo vaak kort op de toets Emissiegraad (13) tot in de aanduiding Emissiegraad (e) de voor de volgende meting juiste emissiegraad is geselecteerd. Bevestig de keuze met de toets Meten (1) of met de aan/uit-toets/toets Mode (12).

  • Hoge emissiegraad (≈ 0,95): beton (droog), baksteen (rood, ruw), zandsteen (ruw), marmer, kunststof (PE, PP, PVC), rubber, aluminium geanodiseerd (mat), tegels, radiatorlak, hout, specie, dakvilt, behang, plakband, lakverf, stucwerk
  • Gemiddelde emissiegraad (≈ 0,85): graniet, emaille, gietijzer, chamotte, straatsteen, textiel, linoleum, papier, vezelplaat
  • Lage emissiegraad (≈ 0,75): kurk, porselein (wit), leer, natuursteen
  • i: Meer informatie
    Scan de QR-code om meer informatie te krijgen.
  • Correcte temperatuurmetingen zijn alleen mogelijk, wanneer de ingestelde emissiegraad en de emissiegraad van het object overeenstemmen. Objecten zouden met een te hoge of te lage temperatuur kunnen worden weergegeven, wat mogelijk tot een gevaar bij aanrakingen kan leiden.

De door het meetgereedschap geproduceerde lasercirkel geeft het meetvlak aan waarvan de infraroodstraling bij de contactloze oppervlaktetemperatuurmeting wordt bepaald.

De middelste laserpunt markeert het middelpunt van het meetvlak. Voor een optimaal meetresultaat lijnt u het meetgereedschap zodanig uit dat de laserstraal het meetvlak op dit punt loodrecht raakt.

  • Richt de laserstraal niet op personen of dieren en kijk zelf niet in de laserstraal, ook niet vanaf een grote afstand.

De grootte van de lasercirkel en daarmee de grootte van het meetvlak neemt toe met de afstand tussen meetgereedschap en meetobject. De optimale meetafstand bedraagt 0,75 m tot 1,25 m.

  • Houd het meetgereedschap niet direct op hete oppervlakken. Het meetgereedschap kan door de hitte beschadigd worden.

Het aangegeven meetresultaat is de gemiddelde waarde van de gemeten temperaturen binnen het meetvlak.

Aanwijzingen m.b.t. de meetomstandigheden

Sterk reflecterende, glanzende of transparante oppervlakken (bijv. glanzende tegels, fronten van roestvrij staal of kookpannen) kunnen de meting van de oppervlaktetemperatuur belemmeren. Plak indien nodig het meetvlak af met een donkere, matte plakband die goed warmtegeleidend is. Laat de plakband kort op het oppervlak op temperatuur komen.

De meting door transparante materialen heen is vanwege het principe niet mogelijk.

De meetresultaten worden nauwkeuriger en betrouwbaarder naarmate de meetomstandigheden beter en stabieler zijn.

De luchtvochtigheids- en omgevingstemperatuursensor (4) kan door schadelijke chemische stoffen zoals bijv. uitdampende lak of verf worden beschadigd. De infrarood-temperatuurmeting wordt belemmerd door rook, stoom of stoffige lucht.

Zorg daarom voor de meting voor voldoende ventilatie in de ruimte, vooral wanneer de lucht vuil of wasemig is. Meet bijv. in de badkamer niet meteen na het douchen.

Laat de ruimte na het ventileren een tijdje op temperatuur komen tot deze weer de gebruikelijke temperatuur heeft bereikt.

Omgevingstemperatuur en relatieve luchtvochtigheid worden direct op het meetgereedschap bij de luchtvochtigheids- en omgevingstemperatuursensor (4) gemeten. Houd voor bewijskrachtige resultaten het meetgereedschap niet direct boven of naast storingsbronnen zoals verwarmingen of open vloeistoffen. Dek de sensor (4) in geen geval af.