Waarden optellen/aftrekken

  1. Kies de functie lengtemeting.
  2. Voer de eerste meting uit.
  3. Druk op de toets .
  4. Voer de tweede meting uit.
  5. Zodra de tweede meting is afgesloten, verschijnt het resultaat van de tweede meting in de meetwaarderegels (c) en het eindresultaat in de resultaatregel (d).

  1. Kies de functie oppervlaktemeting of volumemeting.
  2. Voer de eerste oppervlaktemeting of volumemeting uit.
  3. Druk op de toets .
  4. Voer de tweede oppervlaktemeting of volumemeting uit.
  5. Zodra de tweede oppervlaktemeting of volumemeting is afgesloten, verschijnt het resultaat van de afzonderlijke oppervlaktemetingen of volumemetingen in de meetwaarderegels.
  6. Druk op de toets  om het eindresultaat weer te geven.
  7. Het eindresultaat verschijnt in de resultaatregel (d).

  1. Voor het aftrekken van waarden drukt u op de toets . De verdere werkwijze verloopt zoals bij „Waarden optellen“.